Cler./presb. Luik, I.(L.) 1423-1445 (1423-1447) Den Bosch Heer Jan die Gruter, Gruyter, Gruytter, was waarschijnlijk afkomstig uit Venraij in het Overkwartier van Gelre. De toevoeging Venrade was zeker niet overbodig want ook in de Meierij woonden enkele families Die Gruyter waaruit priesters voortkwamen. Zo behoorden heer Henrick, heer Aert (nr.156), heer Mathijs en heer Jan die Gruyter die in het midden van de vijftiende eeuw leefden tot een Oisterwijkse familie, terwijl heer Jan, heer Reyner en heer Willem die Gruyter die in de tweede helft van de vijftiende eeuw leefden behoorden tot een familie uit Mierlo. Een Johannes Gruyter de Lovanio, die zich in het Middelnederlands Johan Gruyter van Loeven noemde, was tussen 1467 en 1473 openbaar notaris (presb. Luik, I.L.) en tevens kapittelnotaris en kapelaan van de O.L.V.-kerk in Breda. Een Johannes Gruter, filius Arnoldi Gruter clericus van het bisdom Utrecht, werd op 6 december 1475 te Utrecht op keizerlijk gezag tot notaris benoemd. 1) Heer Jan die Gruyter van Venrade zelf bediende in 1418 misschien het altaar van Maria en St.Nicolaas in de kerk van Cuijk en wordt van 1423 tot 1447 vermeld als kanunnik van de St.Jan. Vermoedelijk bezat hij deze prebende al van kort na 3 april 1419 toen zijn voorganger heer Jan van Vessem (nr.401) overleed. Van 1438 tot 1447 was heer Jan die Gruyter tevens absent rector van de kerk van Megen. Omstreeks 1429 woonde hij in een huis aan de Triniteit dat later bewoond werd door zijn natuurlijke zoon Matheeus. Vóór 1436 betrok heer Jan een huis bij het St.Janskerkhof dat gelegen was naast het huis toebehoordend aan de ouders van heer Zybrecht van Hokelem en later aan heer Zybrecht zelf (nr.183). Als notaris werkte heer Jan vrijwel uitsluitend in de directe omgeving van de St.Jan en het Groot Begijnhof. Hij vervaardigde tussen 1423 en 1445 een groot aantal notariële akten, hoofdzakelijk testamenten. Soms ontving hij zelf ook een klein legaat, zoals in 1424 toen Gerit Groy een zilveren lepel aan hem vermaakte (zie nr.152). Zijn eerste akte uit 1423 ondertekende heer Jan nog als clericus, de akten van 1424 en later als priester. In feite was hij in 1423 reeds priester, maar vermoedelijk nam hij dit gegeven pas op in zijn onderschrift toen hij in 1423 of 1424 werd beëdigd als notaris van het Luikse hof. Heer Jan plaatste in zijn akten doorgaans paragraaftekens bij nieuwe tekstgedeelten en schreef op de achterzijde van iedere akte een korte samenvatting van de inhoud. Daarbij vermeldde hij ook voor wie de akte was geïngrosseerd en waar eventuele duplicaten te vinden waren. Opvallend is verder dat hij bij de datering van zijn akten ook steeds de weekdag vermeldde (vgl. nr.223). 2)
Heer Jan ingrosseerde tevens akten voor anderen, zoals voor heer Henric Bloem (nr.54) (1427), heer Hubrecht Vaghet, plebaan van de St.Jan (1432), Arnoldus de Hamme, notaris te Tongeren (presb. Luik, I.) (1438), en heer Jan die Haze, pastoor van het Groot Begijnhof (1439, 1442). Anderzijds liet hij een testament uit 1436 ingrosseren door heer Henric van Eyck (nr.101). Deze komt in 1443 ook als getuige voor in één van zijn akten. Andere grossen werden waarschijnlijk geschreven door andere klerken die in heer Jans akten als getuige optraden. Deze klerken - die zelf niet als notaris bekend zijn - waren deels afkomstig uit de omgeving van Venraij en zullen deels ook aan heer Jan verwant zijn geweest. De voornaamste zijn: Johannes Pauli de Venrade, in 1433 priester en beneficiant van de St.Jan genoemd (1427-1433), Gerardus Pauli de Venrade (1429), Judocus, filius quondam Andree Mercatoris de Weert (1434-1438), Johannes Henrici vander Heeze de Casterlo (= Castenraij) (1436-1444), Henricus Jacobi de Oirschot (1436-1438), Symon de Ytteren, clericus beneficiatus (1437-1439), en dominus Johannes Rutgeri de Gravia, priester en rector van de St.Joriskapel (1438-1440). Heer Jan nam tijdens zijn leven de protocollen over van meester Rutgher van Audenhoven, plebaan van de St.Jan (zie nr.21), van heer Henric Bloem (nr.54), van heer Jan van Boemel, vice-cureit van de St.Jan, en van Jan Pels (nr.310). Heer Jan die Gruyter overleed op 27 januari 1447 en werd begraven in de St.Jan voor het altaar van St.Olavus. Zijn eigen protocollen werden op 30 januari 1447 door de officiaal toegewezen aan meester Goyart Hels (nr.173) aan wie ze werden overgedragen door de uitvoerders van heer Jans testament: heer Herman ten Kolke (nr.223), heer Jan van Coelen uit Venraij en Herman van Doern, poorter van Den Bosch. 3)
Heer Jan was vermoedelijk ook verwant aan Gerardus de Heze alias Gruter de Venrade (nr.179). Deze volgde als dominus Gerardus (Henrici) de Heze in 1459 Johannes Henrici vander Heeze de Casterlo op als rector van het altaar van St.Servatius en St.Jheronimus in de kerk van Oss. De laatste was in 1436 door de aartsdiaken van Kempenland als rector tot dat altaar toegelaten nadat heer Jan die Gruyter 2 Rijnsgulden aan de aartsdiaken had betaald. Verder was heer Jan waarschijnlijk nog verwant aan de Catharina Gru(y)ters de Venrade die op 23 december 1427 in zijn woonhuis als getuige aanwezig was bij een testament. Ze wordt ook vermeld in een Bossche schepenakte van 30 januari 1448. Geertruyt, dochter van Pauwels van Coelen van Venraij, droeg toen een huis met erf aan de Weverhuls over dat Katherijn, dochter van Gerit die Gruyter van Venraij, eerder in cijns had ontvangen van het kapittel van de St.Jan en dat Katherijn vervolgens had overgedragen aan heer Jan die Gruyter van Venraij die het huis ten slotte in zijn testament aan Geertruyt had nagelaten. Op 28 juni 1469 droeg een andere verwant, heer Claes die Gruyter, rector van de kerk van Ackersloet (Akersloot bij Castricum ?), ten overstaan van Bossche schepenen een erfpacht over uit een kamp in Schijndel, daartoe gerechtigd middels de testamenten van Katherijn, dochter van Gerit die Gruyter van Venraij, en van heer Jan die Gruyter, kanunnik van de St.Jan. De erfpacht was ten behoeve van Katherijn verworven door Herman Hermans van Doernen die ook al als executeur-testamentair van heer Jan werd genoemd. Hoewel al deze personen dus aan heer Jan verwant zullen zijn geweest blijft de exacte aard van hun verwantschap onduidelijk. 4)
|
Noten | |
1. | Zie voor de familie Die Gruyter te Oisterwijk notaris nr.156; Een Joannes de Gruytere zou tot 1420 pastoor van Oisterwijk zijn geweest, zie: Huybers, Oud Oisterwijk, 15; Zie voor de familie Die Gruyter te Mierlo o.a.: GAH, RA 1236, fo.95r (10 juni 1467); Bijlage II 396.2; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 210, II 82; Bijsterveld, Laverend, II 707 nr.3469, 907 nr.3467; AAB I, IV.A.24 (regest 902) (7 mei 1482), IV.A.25 (regesten 904 en 905) (14 mei 1482), IV.A.33a (regest 929) (11 jan.1488); De Ridder, Milis, "Tongerlo", 419 nr.14; Johannes die Gruyter de Lovanio: ARAG, NDR I, 548 (regesten 1764 en 1771) (na 1457), 1391 (regest 1932) (16 apr.1470); Erens, De oorkonden ... St.Catharinadal GDO, 333-334 nr.451, 348-350 nr.471; Joosting, Muller (edd.), Bronnen, VI 419-421; Vgl.: De Man, Bijdragen, I 39 (Leuven 1415: Johannes Gruytere, der warandeerders clercke). |
2. | Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 15, 54; AAB II, hs. Kievits, p.9; GAH, RA 1200, fo.64v (25 febr.1430), RA 1202, fo.302r (6 aug.1432), RA 1204, fo.273r (8 juli 1434), RA 1217, fo.211v (19 juli 1447); Bijlage II 14.35, 157.1 t/m 157.44, 239.4; Schutjes, Geschiedenis, IV 236; Bijsterveld, Laverend, II 647 nr.2492; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.22, p.259. |
3. | Bijlage II 14.32, 54.2, 157.1 t/m 157.44, zie ook 123.1; GAH, GB 188 (21 nov.1432), 204 (6 aug.1438), 210 (12 juli 1439), 221 (28 juni 1442); Tabel 3.2, nrs.13, 14, 18, 19, 20 en 22; AAB II, hs. Kievits, p.9; APB, St.Jan, Obituarium, p.382, vgl. p.45, p.378; Vgl.: Bannenberg e.a., De oude dekenaten, II 276 (Castenraij); Verwijzingen naar notariële akten: Bijlage II 5.29, 14.32, 14.47, 223.20, 223.26, 223.27; GAH, RVA 4 (rekening van het Zinnelooshuis 1439-1445); OLVB 52, band 1, fo.149r (1422/23), band 3, fo.183r (1460/61); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.131, p.188, p.229; Welvaerts, Retie, 14. |
4. | Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 74-75; Bijlage II 157.5, 157.6, vgl. 5.9.1; GAH, RA 1218, fo.70r (30 jan.1448), RA 1238, fo.113r (28 juni 1469), vgl. RA 1224, fo.374v (30 sept.1454), RA 1233, fo.182v (19 juni 1464); Vgl.: Knod, Deutsche Studenten in Bologna, 597 nr.3979 (dominus Johannes de Venroy alias de Colonia, imm. 1414, en Johannes de Wenrade, presbiter Leodiensis diocesis notaris op het Concilie van Konstanz, 2 mei 1415). |
G.C.M. van Dijck, De Bossche Optimaten (1973) 151
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166